Jeugdhulpaanbieders kennen het wel. Een regio of gemeente start een nieuwe aanbesteding en er moet integrale zorg komen. Past bij de Hervormingsagenda Jeugd, toekomstvisies etc etc. Goed plan op zich. 

Die integrale zorg vereist dat wordt ingeschreven als combinatie. In het inkoopdocument is soms zelfs al opgenomen dat er een rechtspersoon moet worden opgericht daarvoor (of die eis mag is een andere vraag…). Of die eis is er niet, maar na inwinnen van juridisch en fiscaal advies blijkt het toch wel nuttig om dat te doen. Hoe kom je in een AVG-proof samenwerking anders tot één dossier voor de jeugdige bijvoorbeeld? Dan is een rechtspersoon die dit namens de inschrijvers gaat regelen wel handig.

De samenwerkende jeugdhulpaanbieders richten dus een coöperatie of vereniging op die een prachtig plan voor integrale jeugdhulp gaat uitvoeren. So far so good

Per 1 januari a.s. wijzigt de Jeugdwet door de Wet verbetering beschikbaarheid jeugdzorg. Vanaf 1 januari moeten alle jeugdhulpaanbieders die meer dan 10 jeugdhulpverleners inzetten een eigen interne toezichthouder instellen, een raad van toezicht (RvT) dus. 

Dat is tot nu toe een verplichting voorbehouden aan bepaalde Zvw of Wlz verzekerde zorg. Binnenkort dus ook in de Jeugdwet. Op zich geen gekke gedachte, want de jeugdhulp is serious business en intern toezicht kan dan van toegevoegde waarde zijn. 

Geen gek idee dus, maar wel met een probleem. 

In de WTZa zijn onderaannemers uitgezonderd van de vergunningplicht. Een zogenoemde lege huls daargelaten, hoeven de onderaannemers daardoor geen eigen intern toezicht in te stellen. De hoofdaannemer heeft dat als het goed is al geregeld. Dan is het efficiënt om de keten waarvoor die hoofdaannemer verantwoordelijk is niet te belasten. Goed geregeld WTZa!

Maar dan de Jeugdwet. In de Jeugdwet bestaat het onderscheid tussen hoofdaannemers en onderaannemers niet. Iedereen die jeugdhulp verleent valt onder de definitie jeugdhulpaanbieder uit de wet. Ook als de jeugdhulp niet direct op basis van een contract met de gemeente wordt geleverd maar via onderaanneming. Dat is al sinds de invoering van de Jeugdwet in 2015 zo en duidelijk bij de voorbereiding van die wet aangegeven. Gevolg: alle jeugdhulpaanbieders moeten per 1 januari een RvT instellen als zij met meer dan tien personen jeugdhulp verlenen; ook de onderaannemers!

De lat voor intern toezicht op grond van de Jeugdwet wordt dus hoger gelegd dan in de WTZa. Laten we het er maar op houden dat al deze nieuwe RvT’s de kwaliteit van jeugdhulp bij onderaannemers een impuls geven. 

Dan terug naar de inkoopcombinatie die de gemeente/regio voor integrale jeugdhulp heeft gecontracteerd en waarin een aantal jeugdhulpaanbieders samenwerken. Die inkoopcombinatie is de hoofdaannemer. Vaak levert deze inkoopcombinatie niet zelf jeugdhulp. De inkoopcombinatie coördineert integrale jeugdhulp en besteedt de uitvoering uit aan de oprichters en (andere) onderaannemers. 

Door de wijziging van de Jeugdwet per 1 januari a.s. moet ook deze inkoopcombinatie straks een eigen interne toezichthouder instellen. Terwijl het toezicht op de jeugdhulp bij de uitvoerende partijen al uitstekend geregeld is (of zal zijn). 

Naast het toezicht bij de jeugdhulpaanbieders zelf krijgen we dus per 1 januari per regio een inkoopcombinatie (op zichzelf al administratief belastend) die een eigen regionale RvT moet instellen. Lekkere complexe governance structuur die in de weg kan staan dus. 

Waarom deze extra verplichting en administratieve lasten? Als wetgever maak je het jeugdhulpaanbieders moeilijker om betere jeugdhulp te leveren. Kan dat niet anders?